“Ja we lachen nou, maar zo gáát het wel”, zei een ambtenaar van een grote Nederlandse gemeente van achter uit de zaal. Het was precies waar ik op hoopte. De scène waar ze net daarvoor naar hadden gekeken was bijna slapstick; een heilloos gesprek tussen een manager van de stadsreiniging en een leidinggevende van de plantsoenendienst over welke afdeling een bepaalde hondendrol moest opruimen. Hij lag precies op de grens tussen de gebieden waar beide heren verantwoordelijk voor waren en het gesprek erover liep hoog op. Zó hoog zelfs, dat de drol, verpakt in een papieren zak, op tafel kwam als bewijsstuk. “Ik zeg toch, lánggerekt! Ik heb hem meegenomen, kijk zelf maar”, de ambtenaren in de zaal hàdden het niet meer…
Nog lang daarna, als een discussie vruchteloos dreigde te worden, zeiden ze tegen elkaar: “Nou zijn we nèt die twee managers”, en dan stuurden ze het gesprek bij.
De kracht van theater is dat het dingen zichtbaar maakt, dingen die we vaak niet (meer) zien. En dingen zien is het begin van verandering. Als je herkent wat je doet, en waarom, dan ontstaat de ruimte om ook andere, mogelijk betere, keuzes te overwegen.
Elke dag zegt er wel iemand tegen me: “Tjonge wat heb jij een leuk vak!” En dat beaam ik altijd, want als mensen er beter en fijner door gaan samenwerken, dát vind ik superleuk.