“Alstublieft Mahatmaji, vertel mijn zoon dat hij geen suiker meer moet eten, het is ongezond voor hem!” Gandhi’s blik ging heen en weer tussen de bezorgde moeder en haar twaalfjarige zoon. De jongen was zwaar voor zijn leeftijd, duidelijk een liefhebber van de zoete dingen des levens. Zijn moeder was er onvoldoende in geslaagd die liefde te temperen of te begrenzen, vandaar dat ze nu de hulp van de spiritueel leider inriep.
“Kom over twee weken maar terug”, antwoordde Gandhi na enige tijd.
“Bapu, wilt u mijn zoon vandaag alstublíéft vertellen dat hij geen suiker meer moet eten? We hebben drie dagen gereisd om u opnieuw te bezoeken.” smeekte de vrouw twee weken later. Gandhi wendde zich tot haar zoon en zei: ”Je moet geen suiker meer eten, dat is erg ongezond.” Met een vriendelijk knikje gaf hij aan dat het gesprek klaar was.
Moeder en haar zoon stonden op, bij de deur draaide de vrouw zich naar Gandhi en vroeg hem met enige verwarring in haar blik: “Waarom kon u dat twee weken geleden niet tegen hem zeggen?” Waarop Gandhi antwoordde: “Toen at ik zelf nog suiker.”
Als maker en moderator van theaterprogramma’s herken ik bovenstaand dilemma; kun je iets van anderen vragen als je het zelf niet leeft?
Zoals die keer met tachtig deurwaarders die mensen met schulden wilden helpen hun huis en hun spullen te hóúden in plaats van ze af te pakken. Ze wilden leren zich beter in anderen te verplaatsen, de goede vragen te stellen, en ruimte te maken voor de mens achter de schulden, iets waardoor trouwens ook meer van de schulden geïnd kunnen worden.
In het gesprek dat ik leidde na een mooie en pijnlijke scène, zeiden ze steeds minder. Het gesprek was geanimeerd begonnen maar verstomde langzaam. “Wat gebeurt er?”, vroeg ik zachtjes aan mijn collega die in de coulissen stond. “Ze durven niks meer te zeggen want jij vindt overal wat van”, fluisterde ze terug.
Ik moest onmiddellijk ‘stoppen met suiker eten’, ik moest zélf ruimte maken zoals we ook van de deurwaarders in de zaal vroegen. Sindsdien ben ik me er elke dag bewust van dat mijn eigen groei voorwaarde is om iets van waarde te kunnen brengen. Ik denk dan ook regelmatig: Oei, kom over twee weken maar terug.