“We moeten het project stoppen”, zei één van de deelnemers aan een simulatie terwijl ze uit haar rol stapte en me aankeek. “Stoppen”’ vroeg ik? “Jullie manager zei toch net ‘ja’ toen jullie haar vroegen of je door kon gaan met het project?” Ze kreeg bijval van de andere deelnemers aan de simulatie: “We moeten stoppen, dat gaf ze duidelijk aan.”
We stopten de simulatie die ze deden in het kader van het verbeteren van de samenwerking, en het was mij duidelijk dat ík nu iets te leren had. De groep farmacologen was geheel van Chinese origine en communiceerde duidelijk anders dan ik gewend was. “Hoe wisten jullie dat je het project moest stoppen?” Vroeg ik, “ik hoorde jullie manager toch duidelijk ‘ja’ zeggen.”
“‘Ja’ zegt men in onze cultuur altijd, maar we moeten goed kijken naar de gezichtsuitdrukking.”
“Die heb ik gezien, ze glimlachte erbij”, zei ik.
“Naar die glimlach moeten we goed kijken”, antwoordden ze geduldig.
“Naar de glimlach?” vroeg ik met stijgende verbazing.
“Ja want ‘ja’ zegt iedereen altijd, en ze glimlachen er ook altijd bij, en wij moeten goed kijken of die glimlach echt is.”
“En hoe zien jullie dat dan?”
“Dan kijken we naar de rimpels bij de ogen, als die er zijn is ‘ja’ echt ‘ja’ en kunnen we door, maar als die rimpels er niet zijn is ‘ja’ ‘nee’ en moeten we onmiddellijk de stekker uit het project trekken.
Ze waren unaniem, zó werkte het in China. Ik wist dat totaal niet, maar omdat de werkvormen waarmee wij de samenwerking in beeld brachten, interactief waren, en ik mezelf niet als expert maar als procesbegeleider zag, hadden we vervolgens een heel vruchtbare middag daar in dat prachtige hotel in Wenen.